Kruispuntdenken binnen vrijwilligerswerk: Omgaan met mensen in Armoede in je vrijwilligersgroep
Iedereen mee?
Omgaan met armoede in je vrijwilligersgroep
“De wereld van mensen in een maatschappelijk kwetsbare positie en die van de middenklasse ligt mijlenver uit elkaar”
Onze Linx+ vrijwilligersgroepen zijn (pro)actieve werkmieren, netwerkers pur sang met een gouden hart! Daar zijn we terecht fier op! Maar soms geven ze echter aan dat hun groep jammer genoeg weinig divers is. Hoe kan dat? Iedereen is toch welkom? Linx+ helpt je uit de nood!
Soms zijn er drempels waarvan we ons niet bewust zijn. Daarom kijken we in deze rubriek steeds naar een verschillend stukje identiteit om die beter te begrijpen en zo goed als mogelijk weg te werken. Deze keer kijken we naar iemands sociaal-economische leefsituatie, in het bijzonder armoede. Hiervoor gingen we in gesprek met de Lieven en Tjanca van buurtwerk ’t Lampeke. Opgelet: de getuigenis van Tjanca beschrijft geweld en seksueel grensoverschrijdend gedrag.
We beginnen met een brokje theorie. ‘Armoede’ slaat op een tekort aan financiële mogelijkheden voor de minimaal noodzakelijke goederen en voorzieningen, en de effecten daarvan zijn heel groot. Generatie-armoede en kansarmoede zijn twee voorbeelden van zulke effecten.
Van generatie op generatie
Generatie-armoede verwijst naar het gegeven dat armoede als situatie vaak doorgegeven wordt van generatie op generatie. Er zijn kinderen die opgroeien in huizen die in slechte staat zijn omdat de ouderfiguur/figuren niet beter betaald worden. Daardoor ontstaan er vaker (mentale) gezondheids- en sociale problemen, want vriendjes mogen niet langskomen uit schaamte en ouders leven gestrest in een constante overlevingsmodus om het einde van de week of de maand te halen.
Omdat de wachtlijsten voor sociale huisvesting oplopen tot tien jaar (en meer), is het ook moeilijk hieruit te geraken. Toch is onze samenleving geneigd armoedesituaties als een individuele verantwoordelijkheid te zien. Mensen die financieel minder sterk staan internaliseren dat idee en geven zichzelf vervolgens de schuld.
Tjanca vertelt: “Ik groeide op in een gezin met een alcoholverslaafde vader en seksueel misbruik. Hierdoor kwam ik in pleeggezinnen terecht en uiteindelijk in een instelling. Maar ik had vooral nood aan therapie, die was toen weinig voorhanden. Ik kon ook niet weigeren mijn ouders te zien. Ik belandde in depressieve periodes, deed mezelf pijn en ondernam een zelfmoordpoging. Zodra het kon ging ik in een studio wonen, ik was toen zestien en had geen diploma. Het was moeilijk om te studeren en een beter betaalde job te krijgen. Soms moest ik ook in opname, dat was niet gemakkelijk op de arbeidsmarkt en voor mijn twee kinderen.”
Volgens Lieven, adjunct-coördinator van buurtwerk ’t Lampeke, treft generatie-armoede een kind zelfs al voor de geboorte. De leefsituatie van de zwangere ouder heeft effect op de foetus. De orgaan- en hartontwikkeling kunnen lijden onder het stressniveau en de algemene gezondheid van de zwangere ouder. Een kind kan zelfs fysieke nadelen ervaren die beginnen bij de kwetsbare leefsituatie van zijn/haar/hun grootouders.
Kansarmoede gaat niet zozeer over financiële middelen, wel over het geheel aan kansen die iemand krijgt. Vaak hangt dat wel samen met de financiële slagkracht van degenen die je opvoeden. Denken we aan ons voorbeeld van het eenoudergezin, dan zie je dat daar ook allerlei groei- en netwerkkansen ontbreken.

Quote:“De wereld van mensen in een maatschappelijk kwetsbare positie en die van de middenklasse ligt mijlenver uit elkaar”
Hoe omgaan met mensen in armoede?
De vraag is nu, hoe kunnen we als vrijwilligersgroep inclusief met deze doelgroep omgaan?
Wat Lieven ons op het hart drukt, is: luisteren met een open geest. Vooral niet meteen naar advies- of oordeelmodus springen. De wereld van mensen in een maatschappelijk kwetsbare positie en die van de middenklasse ligt mijlenver uit elkaar, zo leer je misschien ook een ander perspectief beter kennen. Bestudeer eens documentaires of getuigenissen van mensen die hun ervaringen over armoede delen. Zo krijg je een beter idee over wat vanzelfsprekend is om te hebben en wat niet. Zeg je per ongeluk iets verkeerd, reageer daar dan niet defensief op. Iedereen maakt fouten en kan daaruit leren. Zo krijg je meer voeling met deze groep.
Door hun stresserende leefsituatie reageren mensen in armoede sneller emotioneel. Omdat ze altijd waakzaam en scherp moeten zijn, is hun capaciteit om na te denken en beslissingen te nemen verkleind. Die capaciteit noemen we de ‘bandbreedte’. Alle energie gaat naar problemen die door armoede veroorzaakt worden en dat verkleint de bandbreedte. Neem dit dus niet persoonlijk. Reageer met de vraag ‘wat kan ik voor jou betekenen?’
Tip nummer twee: probeer te kijken of je je activiteiten inclusiever kan maken. Veel mensen in armoede met kinderen hebben geen sterk sociaal netwerk en kunnen bijvoorbeeld niet gemakkelijk een babysit vinden. Je kan je uren aanpassen of een kinderhoek inrichten op je activiteit. Ga eens luisteren bij buurtorganisaties die rond armoede werken en praat met de mensen over wat zij nodig hebben om op jouw evenement te geraken.
Tip nummer drie: zorg dat mensen welkom zijn. Deze doelgroep is heel gevoelig voor uitsluiting, omdat ze het al zo vaak meemaakten. Op zich zijn sommige uitspraken heel subtiel en klein, maar vele druppels maken een volle emmer. Vragen zoals ‘waar ben je op vakantie geweest?’ of opmerkingen die ervanuit gaan dat iedereen zich wel een bepaald product kan veroorloven, kunnen pijnlijk zijn en het gevoel opwekken niet tot een groep te behoren.
Hoe kan je het welkomstgevoel nog versterken? Met een duidelijke aanspreekpersoon! Zoek iemand met achtergrondkennis over armoede die graag een nieuwe persoon in de groep wil helpen integreren.
En hoe zorg je ervoor dat mensen terugkeren? Hou contact! Bel ze op, kijk naar hun sterktes en vraag hen of we daarmee iets kunnen doen in de groep, bijvoorbeeld koken. Het is extra belangrijk dat ze zich gewaardeerd voelen om wie ze zijn, want armoedesituaties zorgen voor een lager zelfbeeld.
Tjanca treedt Lieven bij: “De mensen bij buurtwerk ‘t Lampeke gaven mij het gevoel dat ik altijd welkom was en een meerwaarde was voor hun werking. Zo groeide bij mij het besef dat ik iets waard ben. Een buddy is heel handig om voor en na een activiteit even mee te spreken, zolang het iemand is die weet wat die doet. Op voorhand kunnen we goed praten over wat er op de planning staat en wat mijn rol zal of kan zijn, en achteraf kunnen we bespreken hoe het voor mij ging. Zo kan ik geleidelijk ook groeien in de organisatie, is er meer mentale rust en kan ik mijn noden aangeven. Bijvoorbeeld de geur van alcohol is voor mij heel moeilijk om mee om te gaan, en iedereen weet ook dat ze mij geen pintje onder de neus moeten duwen, of mij even de tijd moeten geven om die trigger een plek te geven.”
Tips en meer info
Wil je als Linx+afdeling meer weten over dit thema? Volg dan de vorming van buurtwerk ‘t Lampeke! Contact neem je op via info@lampeke.be.
Bekijk zeker ook de inspirerende documentaire ‘Hoopverlening’ via www.hoopverlening.be.